De ene ramp bovenop de andere: aardbeving treft inwoners van noorden van Syrië dubbel zo hard

Vanuit de hele wereld zijn hulpverleners op weg naar het door de aardbevingen getroffen rampgebied in Turkije. Maar in buurland Syrië is de nood zeker zo hoog. De hulpverlening komt daar nog moeilijker op gang, omdat het land nog altijd in oorlog is. Voor de inwoners komt de ene ramp bovenop de andere.  

Syrië versus Turkije

Terwijl laatste updates uit het getroffen gebied in Turkije relatief vlot de nieuwsredacties bereiken, is dat minder het geval voor Syrië, dat sinds het voorjaar van 2011 in oorlog is. “Het is moeilijk tellen in een land in oorlog”, zegt Inge Vrancken, die Syrië en Turkije al jarenlang volgt voor VRT NWS. “Omdat reddingsacties in Syrië heel beperkt zijn, hebben we veel te weinig zicht op de situatie daar.”

Vanmorgen was sprake van zo’n 1.600 dodelijke slachtoffers in Syrië: meer dan 800 in regeringsgebied en bijna 800 in rebellengebied. Maar die cijfers zullen nog fors oplopen. “Er is weinig reden om aan te nemen dat de dodentol in Syrië minder hoog zal zijn dan in Turkije”. 

Syrië, en zeker ook het noordwesten, is extra kwetsbaar omdat veel gebouwen de voorbije jaren al waren beschadigd door bombardementen. Door de schok van de aardbeving zijn ze vaak meteen ingestort. Reddingswerkers zoeken niet alleen naar slachtoffers onder het puin, maar evacueren ook mensen uit gebouwen die nog dreigen in te storten.

Reddingswerkers van de Syrische Rode Halve Maan brengen gewonden naar de ziekenhuizen, maar die kampen door de jarenlange oorlogssituatie met tekorten aan medicijnen en medisch materiaal. Bovendien liep de ziekenhuisinfrastructuur ook al vóór de aardbeving schade op door bombardementen. Slachtoffers worden ook opgevangen door Artsen Zonder Grenzen in Syrië. 

De onderzoekscommissie naar schendingen van de mensenrechten in Syrië heeft de internationale gemeenschap opgeroepen om met steun over de brug te komen voor de Syrische burgerbevolking.

Maar die hulp kan niet vlot naar binnen, in een land in oorlog. “Een ramp van deze omvang kan geen enkel land alleen aan. Elk land heeft internationale hulp nodig. Die komt er in Turkije, maar in Syrië is dat moeilijker. Het is oorlogsgebied: je komt er niet zomaar in“, zegt Inge Vrancken.

Regeringsgebied versus rebellengebied

Er is niet alleen een verschil tussen de situatie in Turkije en Syrië, maar door de oorlog ook tussen gebieden in Syrië zelf. Het rampgebied strekt zich uit over gebied dat in handen is van het regime van de Syrische president Bashar al-Assad, en oppositiegebied.  

In regeringsgebied is wel al hulp op gang gekomen, van bondgenoten Iran, Irak en zeker Rusland, dat erg aanwezig is in Syrië. Honderden Russische militairen helpen sinds gisteren mee naar overlevenden. 

Zo mogelijk nog moeilijker is de situatie in oppositiegebied, met name in Idlib, de enige provincie die nog wordt gecontroleerd door tegenstanders van Assad. De regio wordt gedomineerd door jihadisten die banden hebben met terreurorganisatie Al Qaeda, maar er wonen ook zo’n 3,5 miljoen burgers. De helft zijn mensen die hierheen zijn gedreven uit delen van Syrië die eerder al door het regime werden heroverd. Zij leven al jarenlang in erbarmelijke omstandigheden, in gebouwen die al beschadigd waren door oorlogsgeweld, maar ook in tijdelijke onderkomens en opvangkampen. 

Idlib is nu ook het gebied dat het zwaarst getroffen is door de aardbeving. De reddingsacties daar worden uitgevoerd door de Witte Helmen, bijgestaan door burgers, met zeer beperkte middelen. De Witte Helmen, officieel bekend als Syria Civil Defense, is een vrijwilligersgroep die werd opgericht in 2014 en die tijdens de oorlog veel reddingsacties heeft verricht. Volgens de Witte Helmen liggen nog honderden mensen bedolven onder het puin. 

Idlib is door Assad geïsoleerd, de toegang tot het gebied beperkt. De bevolking is al jarenlang afhankelijk van internationale humanitaire hulp, die slechts via één grensovergang, in Bab al-Hawa, vanuit Turkije het gebied binnen mag. Dat is geregeld via een VN-resolutie, waarvoor de VN-Veiligheidsraad zijn toestemming moet geven. De laatste keer gebeurde dat vorige maand, voor zes maanden. 

De grenspost ligt vlakbij de Turkse stad Hatay, dat nu zelf zwaar getroffen is door de aardbeving. Volgens een woordvoerder van de VN is het momenteel niet mogelijk om van het ene grensgebied naar het andere te reizen, omdat wegen en andere infrastructuur door de aardbeving beschadigd zijn.

Al is er normaal gezien dus maar één grensovergang open, Syrië en Turkije delen in totaal zo’n 1.000 kilometer lange grens. Maar het ziet er voorlopig niet naar uit dat Assad alle grenzen zal openstellen voor humanitaire hulp.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *