Vier dagen na de aardbeving in Turkije en Syrië heeft de Syrische overheid dan toch beloofd om via verschillende toegangswegen internationale humanitaire hulp toe te laten in het rebellengebied in het noordwesten, een regio die zwaar getroffen is door de aardbeving. Tot nog toe kon dat enkel via één grensovergang met Turkije en veel noodhulp hebben de Syriërs in die regio nog niet gezien. Of president Assad zijn belofte ook waarmaakt, valt af te wachten.
Terwijl in Turkije internationale zoek- en reddingsteams zij aan zij met de Turkse hulpdiensten aan de slag zijn en internationale humanitaire hulp onderweg is, blijft het noordwesten van Syrië vier dagen na de verwoestende aardbeving zo goed als verstoken van buitenlandse hulp.
Door de nu al 12 jaar durende burgeroorlog is de situatie er uiterst complex en is hulp leveren bijzonder moeilijk. Ook voor de aardbeving hadden miljoenen mensen in het noordwesten van Syrië, een gebied dat deels door rebellen wordt gecontroleerd, humanitaire hulp nodig. Met mondjesmaat gebeurde dat via een internationaal onderhandelde corridor vanuit Turkije, via de grensovergang Bab al-Hawa. Meer lieten Syrië en bondgenoot Rusland niet toe.
Ook sinds de aardbeving is van internationale hulp via die grensovergang nog nauwelijks sprake geweest. Gisteren reed een eerste, klein konvooi de grens over, vandaag volgde een tweede. Maar het gaat om konvooien die al klaar stonden voor de aardbeving. Ze brachten tenten, dekens, matrassen, hygiënisch materiaal en voedsel. Maar geen graafmachines en ander materieel om mensen vanonder het puin te halen, zoals de Witte Helmen gehoopt hadden, de vrijwilligersorganisatie die reddingsoperaties uitvoert in het rebellengebied.
Bovendien is het door schade aan de wegen in Turkije bijzonder moeilijk om de grensovergang te bereiken. De Syrische overheid belooft nu om via andere toegangswegen dan Turkije internationale humanitaire hulp in het rebellengebied toe te laten, dus ook via grondgebied dat nu in handen is van het regeringsleger. Dat hebben Syrische staatsmedia bekendgemaakt. De overheid in Damascus had dat tot nog toe geweigerd, zogezegd omdat die hulp in de handen van “terroristen” zou terechtkomen.
Volgens die media zou de noodhulp geleverd worden in samenwerking met en gesuperviseerd door de Verenigde Naties, het Internationale Rode Kruis en de Syrisch-Arabische Rode Halve Maan. De Verenigde Naties hadden de voorbije dagen al opgeroepen om meer en sneller hulp in het rampgebied en dan met name in het rebellengebied toe te laten. De VN riep ook op tot een tijdelijk staakt-het-vuren.
Of de belofte van de Syrische regering om meer hulp toe te laten, ook effectief uitgevoerd zal worden, valt nog af te wachten. De penibele situatie van de miljoenen inwoners in het noordwesten en de schamele hulp die er de voorbije maanden is toegelaten, nopen tot de houding “eerst zien, dan geloven”.
In elk geval zijn in Syrië al tientallen vliegtuigladingen met noodhulp aangekomen, onder meer uit de Verenigde Arabische Emiraten, Rusland, China en Iran. Maar weinig tot niets daarvan is al in het rebellengebied geraakt.
Net vandaag is de Syrische president Bashar al-Assad voor het eerst sinds lang in het openbaar verschenen. Samen met zijn vrouw bezocht hij twee opvangplaatsen voor slachtoffers van de aardbeving in Aleppo. Ze spraken er ook met hulpverleners. Ook die stad, door de oorlog al bijna volledig tot puin herleid, werd enorm zwaar getroffen door de aardbeving (zie verder). De stad wordt nu al geruime tijd gecontroleerd door de Syrische overheid.
“In het diepste van de hel”
Naast de belofte om meer hulp toe te laten tot het rebellengebied, heeft de Syrische overheid ook enkele regio’s die het zwaarst getroffen zijn door de beving als rampgebied erkend. Het gaat om Lattakia, Hama, Aleppo en Idlib. Er zou ook een herstelfonds komen. Al valt ook hier af te wachten of en wanneer die belofte vervuld zal worden.
Dat er in het noordwesten van Syrië, maar ook in steden als Aleppo dringend hulp nodig is, bewijst de getuigenis van een Ierse hulpverlener in Aleppo aan de BBC. “Een collega beschreef Aleppo voor de aardbeving als de hel. Als we voor de aardbeving in de hel waren, dan bevinden we ons nu op het diepste niveau van de hel”, zei Tony O’Riordan van de Jesuit Refugee Service. Nieuwe gebouwen zijn door de aardbeving ingestort, andere zijn te onveilig geworden, waardoor nog maar eens veel mensen ontheemd zijn, beschrijft hij.
In de stad zijn er 120 schuilplaatsen voor noodgevallen, voegt hij eraan toe, maar de bevolking is zo getraumatiseerd door de instorting van vele gebouwen dat velen in auto’s of gewoon op straat slapen en dat bij temperaturen onder nul. “Westerse organisaties en overheden moeten hier zeer, zeer snel hulp in pompen”, luidt zijn noodkreet.
Tot nog toe zijn in Syrië al bijna 4.000 geteld, maar dat aantal zal ongetwijfeld nog oplopen. Er zijn ook duizenden gewonden en naar schatting honderdduizenden mensen zijn ontheemd. In buurland Turkije gaat het intussen al om meer dan 19.000 doden.